
Ontwikkelingen grondwettelijk toetsingsverbod: alleen evenredigheidstoetsing wetten in formele zin als wetgever bepaalde omstandigheden niet goed onder ogen heeft gezien
Kort na het verschijnen van het rapport ‘Ongekend onrecht’ van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag, reflecteerde de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de rol van de bestuursrechter in de kindertoeslagenaffaire in het Nederlands Juristenblad (NJB 2021/101). Eén van de belangrijkste vragen was waarom de bestuursrechter niet eerder en intensiever aan het evenredigheidsvereiste toetste om zo de menselijke maat terug te brengen in de uitvoering van wetgeving. De voorzitter van de Afdeling noemt het toetsingsverbod uit artikel 120 van de Grondwet als reden dat de wetgeving niet aan het evenredigheidsbeginsel kon worden getoetst. Dit leidde in de rechtspraktijk tot een debat over de vraag of het toetsingsverbod wel zo streng moet worden uitgelegd.
Minder dan een maand na de bovengenoemde reactie vroeg de voorzitter van de Afdeling de eerste conclusie over het evenredigheidsbeginsel. Staatsraden advocaat-generaal Wattel en Widdershoven (hierna: staatsraden AG) signaleren in hun conclusie van 7 juli 2021 de beperkingen die het toetsingsverbod oplegt bij toetsing van wetten in formele zin aan het evenredigheidsbeginsel. Zij vinden de tijd rijp voor een minder strikte uitleg van het toetsingsverbod.