Home Kennis Reisgegevens van studenten: persoonsgegevens, zakelijke gegevens of beide?

Reisgegevens van studenten: persoonsgegevens, zakelijke gegevens of beide?

6 februari 2018
Tim Gillhaus

De Centrale Raad heeft bij uitspraak van 5 februari 2018 bepaald dat toezichthouders van DUO reisgegevens van studenten mogen opvragen bij Trans Link System (het bedrijf dat gegevens van OV-chipkaarthouders beheert) om te controleren of de student terecht een beurs voor uitwonenden ontvangt. Hoewel de reisgegevens persoonsgegevens van studenten bevatten, kwalificeren deze gegevens ook als ‘zakelijke gegevens’. Deze gegevens mogen daarom met toepassing van artikel 5:17 Awb worden opgevraagd. Dit betreft een rechtmatige inbreuk op de privacy van de studenten (artikel 8 EVRM).

De Centrale Raad vernietigt hiermee het eerdere oordeel van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had namelijk geoordeeld dat de reisgegevens geen zakelijke gegevens maar persoonsgegevens zijn, die niet met toepassing van artikel 5:17 Awb kunnen worden opgevraagd (zie mijn eerdere blog ‘Onrechtmatige gegevensverstrekking: wel of geen bewijsuitsluiting?’).

Reisgegevens zijn zowel persoonsgegevens als ´zakelijke gegevens´

Anders dan de rechtbank, is de Centrale Raad van oordeel dat de reisgegevens wel degelijk ‘zakelijke gegevens’ zijn in de zin van artikel 5:17 Awb. Doorslaggevend hierbij is dat de gegevens voor een substantieel deel worden verwerkt ten dienste van het maatschappelijk verkeer (in dit geval het faciliteren van betalingen van de betrokkene aan de vervoerder en het verlenen van klantenservice). Dat de reisgegevens van studenten tegelijkertijd kwalificeren als persoonsgegevens in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens (‘Wbp’) doet hier niet aan af. Dit maakt dat de reisgegevens van de student met toepassing van artikel 5:17 Awb door de toezichthouder van DUO mag worden opgevraagd, zolang dit in lijn is met het evenredigheidsbeginsel van artikel 5:13 Awb (zie hierna alinea ‘Gerechtvaardigd doel en evenredigheid’).

De Centrale Raad werpt een belangrijke beperking op ten aanzien van de bewijswaarde van de reisgegevens. De reisgegevens kunnen in beginsel niet als zelfstandig bewijs, maar slecht als aanvullend bewijs dienen voor de vraag of iemand rechtmatig een uitwonende studiebeurs ontvangt. De reisgegevens zijn op zichzelf dus onvoldoende om aannemelijk te maken of aan te tonen dat een student niet woont op zijn brp-adres.

De Centrale Raad is van oordeel dat het vorderen van de reisgegevens door de toezichthouder van DUO een rechtmatige inbreuk vormt op het recht op privacy van de studente in kwestie (artikel 8 EVRM).

Artikel 5:17 Awb: een duidelijke en voorzienbare wettelijke grondslag

Artikel 5:17 Awb vormt een voldoende duidelijke en voorzienbare wettelijke grondslag voor het vorderen van de reisgegevens. Aanvragers van studiefinanciering worden voorafgaand voorgelicht over het feit dat toezichthouders van DUO op grond van de Wet studiefinanciering 2000 uitwonendencontroles kunnen verrichten. Hierdoor is het voor studenten voldoende duidelijk en voorzienbaar dat een toezichthouder van DUO voor dit doel zakelijke gegevens kan opvragen bij derden zoals Trans Link Systems. De Centrale Raad betrekt bij zijn oordeel dat de wetgever de vorderingsbevoegdheid van artikel 5:17 Awb bewust algemeen en ruim geformuleerd heeft. Ook speelt mee dat de toezichthouder slechts tot het vorderen van reisgegevens overgaat bij een concrete aanleiding.

Gerechtvaardigd doel en evenredigheid

Met het opvragen van de reisgegevens wordt een gerechtvaardigd doel nagestreefd, te weten: het behartigen van het belang van het economische welzijn van Nederland én het tegengaan en bestrijden van misbruik en fraude van sociale uitkeringen.

Het vorderen van de reisgegevens door de toezichthouder van DUO is in lijn met het evenredigheidsbeginsel; zowel het evenredigheidsbeginsel dat ligt besloten in artikel 5:13 Awb als het evenredigheidsbeginsel dat ligt besloten in artikel 8, tweede lid, EVRM. De reisgegevens waren noodzakelijk om het gebruikelijke reispatroon van de betreffende studente vast te stellen. Met deze gegevens kan worden vastgesteld waar zij haar vaste hoofdverblijf had en of zij rechtmatig een uitwonendenbeurs ontvangt. Er was voor de toezichthouder geen minder ingrijpend middel voorhanden om dit (aanvullende) bewijs te verkrijgen. Hiermee wordt voldaan aan het subsidiariteitsbeginsel. Ook wordt voldaan aan het proportionaliteitsbeginsel. De toezichthouder van DUO heeft de reisgegevens van de studente over een periode van 18 maanden opgevraagd. Hoewel de Centrale Raad onderkent dat een periode van zes maanden wellicht voldoende was geweest, komt de analyse over een langere periode de betrouwbaarheid van het reispatroon ten goede. Ook zou hierdoor ontlastend bewijs voor de studente kunnen worden verkregen.

Aanvullend bewijs

Aangezien de reisgegevens rechtmatig zijn verkregen, mag de minister deze gegevens als bewijs gebruiken bij het opleggen van een bestuurlijke boete aan de student. Desalniettemin laat de Centrale Raad de vernietiging van de bestuurlijke boete in stand. Dit heeft te maken met de eerdergenoemde beperking dat reisgegevens in beginsel slechts mogen dienen als aanvullend bewijs. De reisgegevens van de student vormen in dit concrete geval namelijk niet slechts het aanvullende, maar het dragende bewijs van de bestuurlijke boete. Daarnaast kan getwijfeld worden aan de (aanvullende) bewijswaarde van de reisgegevens. De studente heeft verklaard dat zij vrijwel dagelijks naar haar ouderlijk huis afreist om te zorgen voor haar zieke moeder. Dit komt de Centrale Raad niet op voorhand ongeloofwaardig over. De vernietiging van de bestuurlijke boete blijft in stand.

Bronnen: